Onze individuele intelligentie is niet zo groot als wij zouden denken

Een kapucijnaapje gebruikt een grote steen als een hamer om een noot te kraken.
Af en toe wordt een boek uitgegeven dat voor de studie van de geschiedenis van de mens grensverleggend is. Dat was in een recent verleden het geval met Jared Diamond’s ‘Paarden, zwaarden en ziektekiemen’, David Anthony’s ‘The Horse, the Wheel, and Language’ en Tom Holland’s ‘Heerschappij’.
Een boek van die klasse is Joseph Henrich’s ‘L’intelligence collective. Comment expliquer la réussite de l’espèce humaine’. Ik las het in de Franse vertaling. Het Engelstalige boek verscheen in 2016. Het had als titel ‘The Secret of Our Success: How Culture Is Driving Human Evolution, Domesticating Our Species and Making Us Smarter’. Het steunt op onderzoek dat de afgelopen 30 jaar door meerdere researchers werd ondernomen.
De mens heeft sedert zijn ontstaan een enorme evolutie doorgemaakt. Nochtans is onze individuele intelligentie niet zo groot als wij zouden denken.
Joseph Henrich geeft het fictieve voorbeeld (p. 20) van 50 intelligente kapucijnaapjes en 50 westerlingen die in een Afrikaans woud zouden gedropt worden met als opdracht te overleven. Wie van deze groepen zou het beste overleven?
In Boek 1, van Pan tot Homo sapiens, p.16, gaf ik aan wat kapucijnaapjes kunnen.
“Intelligente kapucijnapen.
Kapucijnapen leven in Midden- en Zuid-Amerika in onder andere het Braziliaanse regenwoud. Ze zijn tussen 32 en 56 cm groot en wegen slechts tussen 1 en 3 kg. In verhoudingtot hun lichaam zijn hun hersenen even groot als die van mensapen. Ze leven in bomen in groepen, die nauw samenwerken. Ze eten vruchten en insecten. Kapucijnapen hebben een groot aanpassingsvermogen, kunnen tot 40 jaar oud worden, zelfs 44 jaar in gevangenschap. Ze jagen op reuzeneekhoorns die ze enkel in samenwerking met elkaar kunnen vangen. Samen jagen houdt verdeling van het vlees in. Kapucijnapen zijn meesters in het delen met elkaar. Ze rapen noten op die ze van ver naar een stenen aambeeld dragen om ze daar met een andere steen te kraken. Vaak staan de aapjes recht en werpen ze een steen op de noot. Sommige van die aambeelden hebben ze zo lang, waarschijnlijk honderden jaren, als aambeeld gebruikt dat ze daardoor gepolijst zijn. Als de noten gekraakt zijn worden ze gepeld en laten de kapucijntjes de noten rijpen op de grond om ze pas later op te eten. De grote stenen aambeelden op een site worden soms van een rivier, kilometers ver, door het woud gesleurd. Een dergelijke steen weegt zo veel als een aapje. Ze eten ook schelpdieren waarvan ze de schelp breken met stenen. Ze gooien stenen naar jaguars die hen naderen. Als ze dorst hebben, maar niet gemakkelijk bij water kunnen, gebeurt het dat ze hun staart in het water steken en daarvan het water opzuigen. Men heeft gezien dat ze geneeskrachtige kruiden eten. Dit alles is in de groep aangeleerd en van generatie op generatie doorgegeven gedrag.
Aan de kusten van Costa Rica eten kapucijnapen honig, kikkers, insecten en schelpdieren die ze zonder veel problemen kunnen openen.(13) In laboratoriumomstandigheden gingen de kapucijnaapjes nog een stap verder. Daar hadden ze geleerd om stenen werktuigen te maken door afslagen van stenen te slaan. Met de scherpe punt van een steen konden ze de afsluiting doorboren van een smalle beker waarin honig zat. Eenmaal de afsluiting doorboord konden ze nog niet met hun vingers bij de honig. Daarvoor moesten ze nog van een takje de bladeren verwijderen om er daarna de honig mee uit de beker te halen.(14)”
De vijftig mensen zouden beginnen met zeer grote, ontwikkelde hersenen maar ze zouden nooit geleerd stenen werktuigen te maken, zelfs geen houten werktuigen zonder andere werktuigen. Ze zouden geen vuur kunnen maken, geen potten bakken en uiteraard geen geweren of messen hebben, geen schoenen, geen brillen, geen antibiotica of koord.
De kans is groot dat deze mensen het met hun grote hersenen het minder goed zouden doen dan de kapucijntjes die aan de wedstrijd zijn begonnen zonder werktuigen en zeker niet naar school zijn geweest.
Natuurlijk zouden mensen als ze voldoende tijd krijgen, bv. meerdere eeuwen of millennia nieuwe technieken en kennis kunnen ontwikkelen. Als ze niet vrij snel zouden weggemaaid zijn in dat regenwoud door ziektes, honger en roofdieren.
(MV) Indien deze groep mensen contact zou kunnen leggen met andere groepen zouden ze in staat zijn om snel te leren hoe ze werktuigen konden maken, welke planten ze konden eten en op welke dieren ze konden jagen en hoe dat te doen.
Voor veel zaken niet veel intelligenter dan apen
In een vergelijking tussen mensapen en de mens werden 38 cognitieve testen gedaan met 106 chimpansees, 107 Duitse kinderen en 32 orang-oetans.
Er werd getest voor:
– ruimtelijke voorstelling: ruimtelijk geheugen, rotatie enz.
– hoeveelheden en o.a. optellen en aftrekken.
– causaliteit. De capaciteit om een model te bedenken om een probleem op te lossen. Bv. een smalle buis gebruiken om daarmee ergens voedsel uit te halen.
Er was bijna geen verschil voor de drie soorten voor kinderen van 2,5 jaar. De geteste mensapen waren tussen 3 en 21 jaar.
De causale efficiëntie voor de eigenschappen van bepaalde werktuigen.
– 71% mens, 61% chimps en 63% orang oetan
Maar er waren wel grote verschillen voor sociaal leren, leren van elkaar
De meeste kindjes haalden 100%, de mensapen 0%.
=> De mensenkinderen hebben als enige speciale eigenschappen die zijn gelieerd aan het sociaal leren.
Mensen worden daarin nog veel beter als ze ouder worden. Apen niet.
Apen staan op 3 jaar op hun cognitief hoogtepunt.
Bij mensen zal de vooruitgang nog 20 jaar blijven duren. (Pag. 34-37)
Waarvoor dienen onze hersenen?
Onze capaciteit om te overleven in de meest verscheiden omgevingen hangt niet af van onze individuele intelligentie, die in staat is complexe problemen op te lossen, maar van onze samenwerking, van onze collectieve intelligentie. Wij zijn individueel nauwelijks meer begaafd dan andere primaten bij het oplossen van bepaalde problemen.
Dat komt omdat wij een soort zijn die afhankelijk is geworden van haar cultuur. Onder cultuur verstaat Henrich praktijken, technieken, methodes, werktuigen, motivaties, waarden, geloofspunten enz. die we van anderen leren. (Pag. 21)
Wij zijn een culturele soort
Meer dan een miljoen jaar geleden werd de menselijke cultuur cumulatief. Kennis werd uitgewisseld en opgebouwd. Na een tijd werd die gezamenlijke kennis zo uitgebreid dat geen enkel individu in staat zou geweest zijn, niet tijdens een lang leven, om een dergelijke kennis op te bouwen of uit te werken op basis van eigen intelligentie en ervaring.
Er kunnen ontelbare voorbeelden gegeven worden van de ontwikkeling van zaken die enkel door samenwerking konden ontwikkeld worden. Henrich geeft deze voorbeelden.
– De iglo’s van de Eskimo’s.
– De getallen, het schrift
– Het telraam
Onze soort werd meer en meer afhankelijk van haar kennis en haar reproductie van kennis. Dat leidde onvermijdelijke tot natuurlijke selectie die individuen bevoordeligde die meest geschikt waren om cultureel te leren. Zij zouden meer kinderen kunnen onderhouden, in leven houden
“Maar deze culturele leermogelijkheden vermenigvuldigen zich tot er een wisselwerking ontstaat tussen dit lichaam van geaccumuleerde culturele informatie en de genetische evolutie die onze anatomie, fysiologie en psychologie heeft gevormd (en nog steeds vormt).” (Pag. 23)
– Dit bracht een snelle ontwikkeling van ons brein mee en een verlengde kindertijd (om meer te leren).
– Een lang leven voor vrouwen na de menopauze leven, voldoende tijd om kennis door te geven en de kinderen te helpen.
Ons lichaam veranderde, paste zich aan: voeten, benen, de kuit, heupen, maag, ribben, vingers, ligamenten, kuit, kaak, keel, ogen, tanden en tong. Wij kunnen goed werpen en lange afstand lopen. We hebben vet en zijn fysiek eerder zwak.
We hechten meer belang aan wat onze gemeenschap ons leert of denkt dan aan onze persoonlijke eigenschappen.“Het succes van onze soort zit niet in de kracht van onze individuele geesten, maar in de collectieve hersenen die onze gemeenschappen vormen. Onze collectieve hersenen zijn producten van de synthese van onze sociale en culturele aard, door het feit dat we gemakkelijk van anderen leren.” (Pag. 23)
Voornaamste punten van deze blog
– Onze individuele intelligentie is niet zo groot.
– Onze collectieve intelligentie is veel groter van onze individuele intelligentie.
– Wij een soort zijn die afhankelijk is geworden van haar cultuur. Wij zijn een culturele soort. Wij zijn afhankelijk van onze collectieve intelligentie.
– Dit leidde tot genetische veranderingen.
Dr. Marc Vermeersch – marc.vermeersch@gmail.com
Andere blogs van deze reeks
Cultuur en verandering van genen (1)
Genetische veranderingen en werktuigen
Cultuur en verandering van genen (2)