In de eerste fase van landbouw ging men intentioneel granen en andere plantenzaden verzamelen, planten, zaaien en oogsten. Dit is cultivatie, een cultureel fenomeen dat het opslaan van zaden of andere delen van planten impliceert.(135) Domesticatie is de tweede fase van landbouw, het door de mens telen van planten of dieren die wijzigingen (morfologische, genetische) hebben ondergaan als gevolg van menselijke cultivatie.
Waarom en hoe de cultivatie van gewassen begon.
Hoe is reproductie door de mens van bomen, granen en zaden tot stand gekomen?
Sedentair leven
Sedentair leven bood mensen de mogelijkheid om de planten in de omgeving van dorpen constant te verzorgen. Rondtrekkend was dit bijna onmogelijk. Het gevaar dat men plantte, verzorgde maar dat andere groepen oogstten kon zo beperkt worden. Door op vaste plaatsen te gaan leven kon men oogsten wat men zaaide. Men kon ook gemakkelijker dieren wegjagen of verdelgen die ongevraagd mee aan de dis zaten.
Wieden
Verschillende praktijken kunnen er toe geleid hebben dat de mens de groei van planten bevorderde. Mensen kunnen de groei van gewenste, eetbare planten gestimuleerd hebben door concurrerende niet-gewenste planten te verwijderen door te wieden.
Afvalhopen
De kans is groot dat de eerste natuurlijke experimenten gebeurden rond de hutten of aan de rand van een dorp, waar afval werd gedumpt en men zich ontlastte. De grond was er rijker, geschikter om planten te laten kiemen, te laten groeien. Pitten van fruit, overschotten van granen en groenten, die op een afvalhoop gegooid werden hadden er een gunstige voedingsbodem. Sommige verzamelaars wisten dit.(136)
Voorraden en overschotten
De oogst van planten en granen schommelde onvermijdelijk. In de slechtste jaren had men voedsel tekort, in de beste jaren moet een deel van de graanvoorraad nog overgebleven zijn als men al de nieuwe oogst binnen haalde. Wat deed men met die overschotten? Men kon uiteraard een feest geven voor naburige dorpen, een eetfestijn dat het prestige vergrootte en voldoende was om kleine voorraden te laten verdwijnen. In goede jaren, met overschotten, at men waarschijnlijk bij voorkeur de laatst geoogste granen omdat die verser waren en/of beter smaakten. Men kan dan de laatste overschotten weggegooid hebben op de afvalhopen waar ze een zeer vruchtbare bodem vonden.
Gunstige praktijken
Verzamelaars die granen oogstten moesten zich aanvankelijk niet bekommeren om de reproductie. De granen vielen niet op hetzelfde tijdstip van de halmen. De mens kon moeilijk alle granen oogsten. Er vielen voldoende granen op de grond, zo was de nieuwe oogst verzekerd. Een dergelijke praktijk was slechts een stap verwijderd van het zaaien.
Stappen in de richting van voedselproductie werden bevoordeeld. Tussen bijvoorbeeld 28.500 of 10.000 VOT was er geen voedselproductie omdat de jacht lonender was en er minder wilde granen konden groeien. “Hun technologie werd efficiënter, zo konden mensen meer voedsel halen uit hun omgeving.”(137) Zelf cultiveren had voordelen: het comfort van de eigen productie, de controle, het veilig gevoel van de voedselvoorraad.
Bomen
Afgebroken takken van sommige bomen die men, al dan niet toevallig, in de grond stak konden uitgroeien tot bomen. Dit was een praktijk die al bestond bij verzamelaars. Vijgenbomen werden ten laatste rond 9400 VOT vegetatief gereproduceerd.
Reproductie van sommige groenten en vruchten is gemakkelijk
Sommige groenten en vruchten reproduceren zeer gemakkelijk, b.v. rabarber, aardbeien, kervel enz. zonder noodzakelijke tussenkomst van de mens. Andere verspreiden dusdanig veel zaad dat de reproductie, zelfs met kleine ingrepen van de mens, gemakkelijk is.
Dr. Marc Vermeersch
Marc.Vermeersch@gmail.com
Marc Vermeersch, De geschiedenis van de mens. Deel II, Landbouw en veeteelt. Boek 3, Het ontstaan van landbouw en veeteelt in Zuidwest-Azië (oktober 2014). Voetnoten: zie p.62-63.